Table of Contents
Ophoping van taai slijm in de longen veroorzaakt hoesten, een verminderde werking van de longen en telkens terugkerende longontstekingen, aldus het zorginstituut - verzorgende ig palliatieve zorg. 14-11-2024 Werknemers in zorg en horeca ervaren het vaakst ongewenst gedrag op het werk, zoals seksuele aandacht, intimidatie, lichamelijk geweld of pesten. In de zorg hebben mannen en vrouwen vrijwel even vaak last van ongewenst gedrag
In 2023 gaf 17% van alle werknemers (15 tot 75 jaar) aan in de afgelopen twaalf maanden met ongewenst gedrag te maken te hebben gehad. Naast de zorg (30%), kwam ook in de horeca ongewenst gedrag relatief vaak voor (20%), concludeert het CBS op basis van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), uitgevoerd door het CBS en TNO.
Dit speelt mee bij het relatief hoge percentage ongewenst gedrag in bedrijfstakken waar veel vrouwen werken, zoals de zorg en het onderwijs. In die twee bedrijfstakken was in 2023 respectievelijk 82% en 65% van de werknemers vrouw (vlaams congres palliatieve zorg 2016). Ongewenst gedrag komt ook vaker voor als het werk meer contact met collega’s, klanten, patiënten of leerlingen met zich meebrengt
Net als gemiddeld voor alle werknemers, loopt ook in de zorg en in de horeca het aandeel dat ongewenst gedrag ervaart op, naarmate er vaker contacten met anderen zijn. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In totaal voor de zorg verschilt het aandeel dat ongewenst gedrag heeft ervaren niet noemenswaardig tussen mannen (29%) en vrouwen (30%).
Dit komt vooral door het verschil in seksuele aandacht: 16% van de vrouwen heeft dit ervaren, tegen 6% van de mannelijke werknemers. Ook in de zorg hebben vrouwen relatief vaak last van ongewenste seksuele aandacht: 10% tegen 5% van de mannelijke werknemers (palliatieve zorg deurne). PW48 - 18-11-2024 Het alzheimermiddel lecanemab (Leqembi) moet toch een handelsvergunning krijgen, oordeelt de Europese geneesmiddelenbeoordelingscommissie CHMP
De CHMP oordeelt positief voor gebruik van lecanemab voor een specifieke subgroep patiënten met de ziekte van Alzheimer in een vroeg stadium. Het betreft mensen met slechts één of geen kopie van apolipoproteïne E ε4 (ApoE ε 4). Dit is het gen voor apolipoprotein E (palliatieve zorg sedatie). Eerder gaf de CHMP een negatief advies uit voor een handelsvergunning vanwege onder meer zorgen over het optreden van amyloïde-gerelateerde beeldvormingsafwijkingen (ARIA)
Het kan optreden bij alle patiënten met de ziekte van Alzheimer en wordt verergerd door het gebruik van middelen met antilichamen gericht tegen bèta-amyloïde, zoals lecanemab. Een heronderzoek heeft tot een nieuw advies van de commissie geleid. Hierin is een subgroepanalyse uitgevoerd met een geruststellend resultaat. In de analyse zijn de gegevens van patiënten met twee kopieën van het ApoE ε 4-gen uitgesloten.
Daarnaast blijken de voordelen van het alzheimermiddel in de beperkte populatie in lijn te zijn met die in de bredere populatie. De voornaamste graadmeter voor de werkzaamheid was een verandering in cognitieve en functionele symptomen. Dit is gemeten aan de hand van een beoordelingsschaal voor dementie, de CDR-SB - palliatieve zorg erasmus. Na achttien maanden hadden de met lecanemab behandelde patiënten een kleinere toename van de CDR-SB-score dan degenen die placebo kregen
Verder adviseert de CHMP risicobeperkende maatregelen te nemen om het risico op ARIA te verminderen. Zo zouden patiënten voorafgaand aan en gedurende de behandeling en bij symptomen MRI-scans moeten ondergaan om te controleren op ARIA (psycholoog palliatieve zorg). thuisverpleging puurs. Ook worden voorlichtingsmaterialen ontwikkeld om behandelaren en patiënten te wijzen op het mogelijk optreden van deze bijwerking
Interdisciplinair wil zeggen dat de verschillende disciplines een gezamenlijk doel formuleren en een gemeenschappelijke taal hanteren. De disciplines werken samen in plaats van parallel aan elkaar. In figuur 1 wordt een schematische weergave gegeven van de interdisciplinaire benadering bij mensen met COPD [Maddocks 2017]. Figuur 1. Interdisciplinaire benadering bij palliatieve zorg [Maddocks 2017].
Bij mensen met COPD betreft het vooral huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, longartsen, klinisch geriaters, verpleegkundig specialisten, (long)verpleegkundigen en verzorgenden (zie module ‘Organisatie van zorg’) - vives roeselare palliatieve zorg. In een enquête onder 256 longartsen (in opleiding) in Nederland gaf 55% aan de palliatieve zorg voor opgenomen mensen met COPD voor zijn/haar eigen rekening te willen nemen [Duenk 2017b]
Hoewel het literatuuronderzoek geen eenduidige conclusies oplevert over het effect van palliatieve zorg op kwaliteit van leven en symptomen bij mensen met COPD, is de werkgroep van mening dat palliatieve zorg tijdig moet worden ingezet bij mensen met gevorderde COPD. De werkgroep is van mening dat het belangrijk is om regelmatig (ten minste jaarlijks en zo nodig vaker, als de situatie daar aanleiding toe geeft) een gesprek te voeren om (het begrip van) de situatie, de (gezondheids)vaardigheden en de wensen van de patiënt en diens naasten te evalueren.
De zorgverlener is in staat om bij klachten of problemen te onderkennen of alledaagse aandacht voldoet en wanneer er behoefte bestaat aan begeleiding, behandeling of een crisisinterventie [IKNL/Palliactief 2017] - slaapmedicatie palliatieve zorg. De naasten en mantelzorgers spelen een sleutelrol in het bieden van ondersteuning en zorg aan de patiënt. Een goede samenwerking tussen zorgverleners en mantelzorgers is essentieel
Bij COPD is er – anders dan meestal bij de ziekte kanker – geen scherpe scheiding te maken in de overgang naar de palliatieve fase. COPD is een ongeneeslijke en potentieel levensbedreigende ziekte (mondzorg bij palliatieve zorg). Het is onzeker of en vooral wanneer de patiënt aan de ziekte zal overlijden. Gedurende vrijwel het hele ziektetraject worden de symptomen (vooral dyspneu, vermoeidheid en in mindere mate hoesten) het beste verlicht door middel van ziektegerichte behandeling met medicatie (meestal bronchusverwijders en (vooral bij longaanvallen) eventueel corticosteroïden), zuurstoftherapie indien geïndiceerd, niet-invasieve beademing indien geïndiceerd en longrevalidatie
In de stervensfase verschuift de focus van kwaliteit van leven naar kwaliteit van sterven (zie Richtlijn ‘Zorg in de stervensfase’ [IKNL 2010]). De ziektegerichte behandeling wordt meestal tot kort voor het overlijden voortgezet. De mate van ziektegerichte behandeling neemt af naarmate het overlijden nadert en de palliatieve zorg neemt toe (zie figuur 2).
Figuur 2 - algemene kenmerken palliatieve zorg. Ziektegerichte behandeling en palliatieve zorg bij COPD [Harrington 2017]. Er is toenemende aandacht voor palliatieve zorg bij mensen met COPD [Fusi-Schmidhauser 2018, Hardin 2008, Harrington 2017, Lal 2014, Landers 2017, Lilly 2016, Maddocks 2017, Murray 2006, Seamark 2007, Sorathia 2019, Vermylen 2017]. Dit heeft geleid tot een verandering van focus bij mensen met gevorderde COPD met meer en vroeger in het ziektebeloop aandacht voor longrevalidatie, kwaliteit van leven, symptoombestrijding, communicatie en ACP
Het moeilijk kunnen voorspellen van het ziekteverloop en de levensverwachting (zie paragraaf ‘Prognostische factoren bij COPD en markering van de palliatieve fase’ in deze module). Andere factoren die bijdragen aan het (te) laat inzetten van palliatieve zorg zijn [Stuurgroep Passende zorg in de laatste levensfase 2015]: ‘niet opgeven’ als basishouding doen is beter dan laten; opleidingen en richtlijnen zijn gericht op doen ziekte- i.p.v.
COPD is immers niet altijd een progressieve ziekte. palliatieve zorg voorbeelden. De stadiëring volgens GOLD lijkt evenmin geschikt voor markering van de palliatieve fase. Bij het markeren van de palliatieve fase bij mensen met COPD wordt vaak gebruik gemaakt van factoren en indices, die onderzocht zijn op hun prognostische betekenis (voorspelling van overlijden op korte termijn), maar niet op hun predictieve waarde (voorspelling van noodzaak en effectiviteit van het inzetten van palliatieve zorg)
Een aantal recentere studies en reviews onderzochten welke factoren voorspellend zijn voor een overlijden en daarmee aanleiding zouden (kunnen) zijn voor het inzetten van palliatieve zorg [Almagro 2017 en 2019, Batzlaff 2014, Bloom 2019, Carone 2016, Singanayagam 2013, Smith 2017, Steer 2010] (sterkte wensen bij palliatieve zorg). Steer verrichtte een review naar welke factoren voorspellend waren voor overlijden (tijdens ziekenhuisopname of daarna) bij mensen met COPD, die waren opgenomen in het ziekenhuis vanwege een longaanval
vragenlijsten) voorspellend voor overlijden. In de review van Smith was geen enkele individuele variabele voorspellend voor een overlijden binnen 1 jaar. Er waren een aantal multivariabele indices (ADO, B-AE-D, BODE(x), e/mBODE, DOSE, SAFE) die wel voorspellend waren. Leeftijd >70 jaar, roken, FEV1 <30% van voorspeld, lage BMI, loopafstand, dyspneuscore, slechte kwaliteit van leven, eerdere ziekenhuisopname(s) vanwege een longaanval en comorbiditeit waren onderdeel van deze indices.
Guerra vergeleek 10 verschillende prognostische indices binnen 24 cohortstudies bij in totaal 15 - Thuisverpleging Heusden.762 mensen met COPD voor overlijden binnen 3 jaar - palliatieve zorg salvator hasselt. De mediane AUCs voor de verschillende indices varieerden van 0.613 (klassieke GOLD stadiëring, gebaseerd op FEV1) tot 0.679 (ADO, gebaseerd op leeftijd, dyspneuscore en FEV1). In een tweede studie van Almagro werd de voorspellende waarde van de CODEX voor overlijden na 3 maanden, 1 en 10 jaar getest bij 3321 mensen met COPD
De AUC bedroeg 0.72 voor overlijden binnen 3 maanden, 0.70 voor overlijden binnen 1 jaar en 0.76 voor overlijden binnen 10 jaar. Bloom onderzocht de voorspellende waarde van de BARC-index voor overlijden binnen 1 jaar - wanneer start palliatieve zorg. Aan de hand van een cohort van 27.472 mensen met COPD (training set) werd de BARC-index ontwikkeld
De index werd vervolgens getest in een testset van 27.518 patiënten en een externe set van 4931 mensen met COPD. De C-index van de BARC-index was 0.79 in de testset en 0.67 in de externe set (een C-index van 0,5-0,7 impliceert een zwak model, een C-index van 0,7-0,8 een goed model en een C-index >0,8 een uitstekend model).
.568); BODEX (0.483 en 0.413): DOSE (0 - opleiding palliatieve zorg hbo.591 en 0.515)). De BARC was een nauwkeurige voorspeller van overlijden binnen 1 jaar (testset: voorspeld 30% versus 31% geobserveerd; externe set 27% versus 22%). Recent is de ProPal-COPD tool ontwikkeld om mensen met COPD te identificeren die in aanmerking komen voor palliatieve zorg aan de hand van factoren die voorspellend waren voor overlijden binnen 1 jaar [Duenk 2017c]
Bij de gekozen cut-off bedroeg de sensitiviteit 0.90, de specificiteit 0.73 en de AUC 0 (complementaire zorg in de palliatieve fase).82. De ProPal-COPD was een betere voorspeller voor overlijden binnen 1 jaar dan de eerdergenoemde CODEX-index. Dit model zal in grotere groepen moeten worden getest. In het afgelopen decennium zijn er ook diverse generieke instrumenten ontwikkeld om zorgverleners te helpen patiënten te identificeren die een verhoogde kans op achteruitgang of overlijden hebben en die dus baat zouden kunnen hebben bij het tijdig inzetten van palliatieve zorg [Maas 2013, Walsh 2015]
Er is hartfalen aanwezig. De patiënt heeft orthopnoe. De patiënt geeft signalen het naderende einde in te zien. Er zijn objectieve tekenen van ernstige dyspneu aanwezig (beperkt inspanningsvermogen, dyspnoïsch bij spreken, gebruik van hulpademhalingsspieren en orthopnoe). Rond dezelfde tijd werd in Edinburgh de SPICT (Supportive and Palliative Care Indicators Tool) ontwikkeld, welke jaarlijks geüpdatet wordt met commentaar vanuit zorgverleners [Highet 2014, Smith 2017] en ook jaarlijks in het Nederlands vertaald wordt (SPICT-NL).
De voorspellende waarde van de ‘surprise question’ ten aanzien van de sterfte binnen 1 jaar is niet goed onderzocht bij mensen met COPD. palliatieve zorg thuis brugge. In een meta-analyse was de sensitiviteit bij mensen met een niet-maligne aandoening 60,7%, de specificiteit 75,9%, de voorspellende waarde van het antwoord ‘nee’ 31,3% en de voorspellende waarde van het antwoord ‘ja’ 93,2% [Downar 2017]
Er was een significant verschil in het aantal criteria waaraan voldaan werd (gemiddeld 4 bij het antwoord ‘nee’ en 1 bij het antwoord ‘ja’, p<0,001). Bij het antwoord ‘ja’ werden echter 74,1% van de patiënten gemist die minimaal aan 1 criterium van de GSF voldeden en 48,3% van de patiënten die minimaal aan 2 criteria van de GSF voldeden.
Andere tegenstanders (in Engeland) beargumenteren dat de palliatieve zorgbenadering ook relevant is voor mensen met een langere levensverwachting en zijn bang dat het ten koste zal gaan van de zorg door de behandelaar zelf [Small 2010] (webinar palliatieve zorg 2024) - thuisverpleging oosterzele. Dit is voor de Nederlandse situatie niet erg relevant, omdat veel palliatieve teams niet zelf patiënten behandelen, maar alleen advies geven
De werkgroep deelt deze mening. nursing palliatieve zorg. ‘Mijlpalen’ als markering van de palliatieve fase Verschillende auteurs pleiten er voor (aan de hand van interviews met mensen met COPD) om de palliatieve fase bij mensen met COPD te markeren aan de hand van ‘mijlpalen’: herkenbare momenten of gebeurtenissen in hun leven die aanleiding zijn om palliatieve zorg in te zetten [Cawley 2014, Landers 2015, Reinke 2008]
Er is geen onderzoek gedaan naar predictieve factoren (dat wil zeggen factoren die aangeven dat inzetten van palliatieve zorg noodzakelijk en effectief is). In de praktijk wordt gebruik gemaakt van prognostische factoren (dat wil zeggen factoren die voorspellen voor een korte overleving). Er is echter niet één duidelijke voorspellende factor voor de overleving en de onderzochte indices zijn onvoldoende voorspellend en/of in de dagelijkse praktijk niet bruikbaar.
Navigation
Latest Posts
Wie Zijn Er Betrokken Bij Palliatieve Zorg
Voorbeeld Zorgplan Palliatieve Zorg
Wat Is Het Verschil Tussen Hospice En Palliatieve Zorg?